Ende van Duetechom [noot 1]
reysden al voort op Weesel, vandaer op
Cuelen, daer twee ofte 3 dagen rusten, ende daer
al voort die reyse aen op Ments, vandaer op Worms, op Spiers, daer 2 dagen blijuende, van Spiers op Brussen
[noot 2]
in Swauen, vandaer ouer Ulm,
vandaer op Memmingen, Kempten, Trenten, Castel Franco, Meistre op Venegien, daer ontrent 3 dagen rustende.[in de marge:
Tot Venetien bleeff vander Haghens
camarada daer hij mede wt Hollant gecomen was, ende tot Padue creech weer een ander van Rijselen geboren.]
Namen haer voyage op Padua, Vicensa, Verona, Mantua, Bononia, op Fiorensa oft (?) Florensen. Maer die
reysen duer Italien viel haer seer moyelicken, ouermids die peste sterck tot Genua was
[noot 3] daerom moesten in
Padua een billet vandie gesontheit halen dat men daer noemt bolettyn de la sanita
ende dat selue bolettyn
moesten ouer alle vlecken ende steden (p390) diese passeerden laten onderteikenen, twelcke in veel plaetsen int
duerreysen versuympt was, ende daerom te Florensen comende moesten buiten om gaen, varende ouer die revier,
ende achtervolchden haer voyage duer Escarperiven na Siena, maer al met moyte, om dattet bolettyn te Florensen
niet onderteikent en was, ende begonnen seer te sorgen datse te Siena oock niet binnen souden gelaten werden
gelijck te Florensen. Comende bij Siena was op eenen sondach seer moy weer; also datter seer veel
Siena, door Orlando Malavolta uit: Historia de' fatti e querre de' sanesi, Siena 1573, 30cmx42cm.
Zicht vanuit het noorden
met op de voorgrond de Antiporta en de Porta Camollia, de toegangspoorten komende
uit Florence. De huidige stadsmuren komen sterk overeen met die op deze prent. Een groot verschil is het
ontbreken van de talrijke torens binnen de stad, slachtoffers van de aardbeving van 1798.
Direkt rechts achter de Antiporta Camollia het typies XVI-eeuwse fort met z'n punten, gemoderniseerd tot de
in die tijd gebruikelijke dwangburcht na de succesvolle Spaans-Florentijnse belegering van 1554-55.
volcx buiten ginck wandelen, seyde Vander Hagen tegen sijnen camarada datter nu wel middel waer binnen Siena
te comen sonder bolettyn; dat selue seyde hij hij soude weesen te gaen sitten achter een walleken, die packgens
los te maken ende trecken elck alle sijn hembden ouer malcanderen aen, makende also elck sijn packgen leech
ende elck sijne cleederen schoon, als oock mede die cousen vant slijck, die schoenen so schoon alse conden, die
lobbekens geset ende die mantel onder dien arm slaende, gelijck een die wt die stede was comen wandelen,
dwelck Vander Hagens camarada oock goet docht te wesen, want souden met hare bolettyns inde stadt niet
gecomen hebben. Dat also beschickt weesende soude Vander Hagen eerst die stadtwaert inne gaen, die binnen wesende
soude sijn camarada een stuck weges binnen die poorte wachten. Ende also buitem die poorte eenige burgers kinderen caetsten,
andere colffden met palomaello
[noot 4], so ginck hij vast kijken vant eene spel
naer tander, rakende also temet na die poort, daer hij ten leste met
andere in companie hem voechde ende also binnen quam, ouer mids die wacht geen acht op hem slaende, want
men niet merken conde dat hij vandie reyse quam; ende een stuck weges binnen die poorte sijnde verwachte sijne
macker, maer die, na al wat lange wachtens, niet verne-(p.391)mende, is voort na die markt gegaen rekening
makende dat die macker te plomp te wercke gegaen hadde ende daerom niet binnen was gecomen . Ende op die
marckt comende vondt daer twee Neerlandsche eedelluiden van Bruyselen die een knecht hadden met haer
beyden, die al Ytalien duer gereist hadden omt tlant te besien. Vander Hagen gehoort hebbende aen die sprake
dattet Neerlanders waren sprack haer aen; die edeluyden hem vragende waer dat hij vandaen was ende van waer hij quam,
die haer antwoorde dat een hollander was ende quam van daer, vertellende haer sijn verdrietich reysen, ende dat door
oorsake vant bolettyn, ende vertelde hoe dat hij nu binnen Siena gecomen was, daerse om lachten , ende maekten oock
swaricheit daer inne of tselue wt mocht comen. Ouer sulcx sonden hem met haren dienaer in haer logement , daerse hem
ontrent 3 ofte 4 dagen hielden, ende dat om sijn mackers wille dat die niet binnen gecomen en was, off die mocht gevangen
werden dat die also vander Hagen mocht verclicken, dat hij op alsulcken maniere indie stadt gecomen was. Vander Hagen int
logement vandie eedelluiden weesende diende haer nae sijn beste vermogen om in haer gratie te weesen, ende ontrent drie
daghen in die stadt geweest hebbende ende sijnen camerada niet weer vernomen, badt die eedelluyden datse hem doch
wilden helpen aen een nieu bolettyn, daermede dat hij mocht voort na Rome gaen, dat al wat moyte costen al eer datse
dat.conden crigen ende gauen nochtans wt dattet haer dienaer was; enfijn, door andere vrienden diese opmaeckten vercregent
bolettyn, maer twas a1 na het oude bolettyn daer mede dat die jongen te Siena gecomen was daerse na vraechden,
dwelck men seyde ver1oren te wesen , want dat en diende gans niet gethoont, ende die jongen een nieu bolettyn hebbende
was seer verblijt,(p.392)bedanckte die edelluyden seere voor die sake ende van alles goets datse aen hem beweesen hadden ,
nemende also van haer sijn affscheit. Weesende nu alleen, nam die reyse aen voort na Romen sonder companon,
beuelende hem die handen des Heren; comende eerst tot voor Convento San Quirgo (S. Quirico) , vandaer naer
Impalla (Paglia?), latende ouer al het bolettyn onderteikenen, om niet wederom te varen gelijck als hij tusschen
Padua ende Siena gevaren was; nietegenstaende comende tot Aquapendente, so en was die wacht niet te vreden
Aquapendente, gravure van ca.1580,
nadering van de Porta di Riba vanuit het Noorden
Aquapendente, Porta di Riba de poort waar Steven de toegang tot de stad ontzegd werd,
gezien vanuit de stad, foto dd oct. 2000
met dat nieue bolettyn van Siena, maer vraechden na het oude bolettyn daer mede dat die jongen tot Siena
gecomen was, seggende dat hij niet lange int lant geweest hadde, enden wilden hem indie stadt niet hebben,
seggende wat hij om sijn gelt wt die stadt begeerde dat mocht hij crigen
[noot 5]
ende also goet raedt duir was, den
jongen siende dwers van Aquapendente aff ontrent een grote mijl weges een stedeken leggen op eenen hogen
berch, daer hij na thoe ginck, dwers over berch over dael, duer wijngaerden ende corenlanden sonder wech te vinden ende
tworde auont ende geheel donker, siende een licht daer hij na thoe ginck, lopende temet tot die knien thoe duer die
affwaterkens ende dat al bij donker; comende bij dat licht so wast een hutte, daer 2 schaepherders bijt vier saten, die
welcke die jongen innamen, makende goet vier om hem weederom te drogen; die schaepherders hem vragende van waer dat hij
van daen quam ende waer dat hij heen wilde, seyde naer Romen, sij antwoorden: ghij sijt dan wt die wech gedwaelt want
die wech loopt duer Aquapendente ende hier sijt ghij bij Burtgiena; ende die jongen weederom drooch sijnde adt met die
schaepherders ende sliep die nacht int stroy, geuende des morgens die schaepherders wat voor tgeen datse hem gedaen hadden,
ende ginck voort na Burtgiena om sijn bollettyn daer te laten onderteikenen, daer men hem vraechde waer dat hij van daen
quam ende waer hij na thoe wilde, antwoorde na Romen, sij seyden: ghij sijt hier niet op de rechte wech, duer Aqupendente is
die wech. Die jongen antwoorde dat hij meende dat hij tot Aquapendente was; neen seydense, ghij sijt te Burtgiena; hij
vraechde haer off men van Burtgiena niet en conde te Rome comen sonder wederom tot Aquapendente te comen, sij antwoorden ja,
dat men vandaer na Bultsiena [Bolsena] reysde, en so worde het bolettyn daer onderteikent, nemende sijnen wech voort op Bultsiena,
van daer op Montefiascon ende ouer Viterbo ende quam also drie
dagen voor kersmisse int jaer 1579 binnen Roomen. Maer hadden die van Bultsiena geweten dat die jongen van Aquapendente
daer gekomen waer souden hem oock al weerom gewesen hebben, ouersulcx en soude hij int leste niet hebben achterwaert noch
voorwaert comen connen.
Nu de jongen te Rome
[noot 6]
wesende , so socht hij datelicken na een goet meester, ende dat onder die
Spaengiaerden die hij best conde verstaen ende oock haer humueren best kende, ende geraeckten bij een
canoninck van Burgos, daer hij bleeff woonen tot weinich na Pinksteren ao. 1580, nemende verloff van sijnen
heer, reysde op een woensdach met het convoy ofte porcacho (sic) naer Napoles, daer hij quam te wonen bij Don
Alonso de Luhon, mestre de campo, sijnen vaendrich [daar een maestro de campo de commandant van een tercio van 2500 a 3000
was {zie bv Parker, 1972, appendix B} dus met de rang van colonel of generaal, dient hier m.i, begrepen te worden dat
v.d. Haghen, de vaandeldager van Alonso de Luhon was] om met hem op die galeien van Napoles te varen na
Sicilien, die welcke naer Messina voeren om die Siciliaansche galeien te convoyeren, die met gelt derwarts
voeren. Ende in Messina comende moeste datelicken weederom naer Napoles, lopende langes die custe van Calabrien aen
2 plaetsen tot Malatia ende Piscota (?), comende weederom naer Napoles , ginck wo[p.394]nen bij den Oppercamerlinck vanden
Viseroy, die op hem begeerde dat soude willen wonen
bij sijn huisvrouwen vader, die naer Gajetta (Gaeta) soude reysen ende weesen daer Goeverneur vandie stadt, ende was
genaempt Francisco Juan de Santa Cruz, een Valensiaen van geboorte, twelck hij dede, ende woonde een jaar bij
den Goeverneur tot Gajetta ende quam wederom van Gajetta tot Napoles bij den Camerlinck, die hem holp in den
dienst van den Viseroy Don Juan de Cuniga,
[noot 7]
Comandador Major de Castilla.
[noot 8]
Zicht op Gaeta en de
baai van Gaeta vanaf de Mte Orlando; op de top het Anjou-Aragonese Castle.
Begun at the end of the tenth century. Expanded by the Normans (XI eeuw) and Frederick II (XIII eeuw).
Reconstructed by Charles I of Anjou (eind XIII eeuw), Alfred of Aragon (XV eeuw) and Charles V (XVI eeuw);
The lower part of the castle is Anjou, and the upper part Aragonese. Tegenwoordig is Gaeta o.a. een basis van de U.S. Navy
Gajetta is een seer stercke stadt, leggende op een clip ende is een wtstekenden hoeck in see, ende aendie lantsijde is tlant
smal, also dat van dene strant aent andere weinich spatie is; dat duergrauende so waert een eylant; die straten gaen meest al
op ende neer met trappen ende die stadt heeft 2 Goeverneurs, den eenen is ouer die soldaten, die heeft die stadt in sijn
bewaren, want tleiter altijt vol soldaten. Daer is oock een casteel dat al wel beset is met Spaengiarden. Den anderen
Goeverneur is ouer tgerecht, die bedient de justitie, daer woonde Vander Hagen bij. Daer en mach niemant vreempt in die
stadt comen ofte wort van twee soldaten bij den Goeverneur vandie stadt gebrocht diese examineert ende ondervraecht waer
datse vandaen comen ende waer datse heen willen ende watse indie stadt te doen hebben, ende verstaende datse indie stadt
niet veel te doen hebben so wordense van die soldaten weederom buiten gebrocht ende mogen voort aen gaen. So nau wort
Gajetta bewaert, want het wort daer gehouden voor die sluetel vant rijck van Napoles, gelijckse dat noemen chiaue del rengio
[regno]. Op eenen tijt dat vander Hagens meester tot den Goeverneur vandie stadt ten eeten was, so quam een soldaet die de
wacht hadde aendie waterpoort, seggende Senor Governador, daer hout een en-(p.395)gels schip voor die stadt, ende hebben
haren boot gesonden, versoekende consent om met het schip te mogen hauenen, ende seggen datse geladen hebben
verscheiden soorten van visch ende andere coopmanschappe. Den Goeverneur, wesende een clein out manneken,
antwoorde: Engleses? enemigos de dios y del rey y luterianos, quedan fuera, no son menester aqui en este puerto.
Engelschen? vianden van Godt ende die Cueninck, luterianen, laetse buiten bliuen, sij en sijn in dese hauen niet van doen.
Met dat antwoorde most die soldaet wederom gaen ende den engelsman seilde voort aen na Napoles.
Ende Vander Hagen die bleeff bij den Viseroy woonen
[zie hieronder het voormalige paleis van de Spaanse onderkoning te Napels]
ende trock met hem naer Spaenge, dat was in Nouember 1582 dat den Viseroy
[noot 9]
aff voer met 12 galeien, met alle sijn familie, varende eerst op Gajetta, van Gajetta op Civita vecchia, van Civita vecchia
op Porto Hercules (Ercole),also na Porto Santo Stefanona
[noot 10], na Piombino, na Livorno, na Porto Spetie (Spezzia), na Genua,
also bij die wal langes comende alle nachten
in een hauen, wasset des morgens moy weer so voer men voort ende wast wat ontstelt bleeffmen leggen, goet weer
verwachtende, ende den Viseroy was tot Genua gelogeert int palais van Juan Andrea Doria, buiten die stadt, met meest alle
sijn familie, daer hij wel 8 ofte 10 dagen bleeff. Den Viseroy geboot allen die van sijn familie waren datse met geen geweer
souden te Genua langes die straet gaen ende tselue worde oock aen alle die soldaten van die galeien verboden; anders doende
mochten wachten watter aff quaem, waer ouer sommige vandie soldaten met haer geweer gevangen worden, die stroppe de
coorde cregen, want die Genevoisen hebben luttel me- (p.396)
delijden met Spaengiaerden, gelijck oock alle Italianen die luttel vandie Spaengiarden doen. Van Genua voeren met die
galeien al voort na Savona, van Savona na Monaco, van Monaco na Villefranca en Nysa (Nizza)[noot 11] , dat den Hertoch van
Savojen thoe compt; daer lagen die galleien oock wel 8 dagen om dies wille dattet die tijt al hart wayden en regenden,
verwachtende na vast weer; wederom goet weer hebbende voeren al voort naer ouder gewoonte bij die wal langes naer die
haven van Tollon [Toulon] in Provensen, dat een seer schone haven is. Vandaer liepen tusschen deylanden Eris (Hyères)
ende tvastelant duer ende so voert na Marsillien [Marseille], achter die eylanden om, weesende noch ontrent 2 ofte 3 milen
van Marsilien.
Wesende op een sondach hebbent die galeien daer geset; daer aen lant worde een altaer gericht ende worde misse gedaen,
ende voeren vandaer voort voorbij Marsilien na een revier diemen noembde la Tour dembucher (d'embouchure ?), daer
men eenige dagen lag wachtende na goet vast weer ende wint om die golfe van Narbona te passeeren, dat een quade zee is,
dat dickmael die schepen genoech te doen maeckt, daer menigen Italiaenschen craeck om den hals gecomen is. Ende tweer
also gestelt sijnde dat en meende vast weer te hebben so staken die galeien aff, lopende die golfe waert, maer ontrent halff
wegen sijnde cregen al wat harde wint, ende die galeien schier onder water duer seylden, so liepen die seen daer over heen.
Alle die passagiers moesten om laech ende die luiken wel vast thoe gemaeckt; twas bijcans dat die galeien souden weederom
gelopen hebben, maer voeren noch al voort ende quamen tot Colibre (Collioure?) te lande, van Colibre voeren na Rosas, van
Rosas naer Palamosa, alwaer den Viseroy op ginck na sijn palais, dat genaempt is de la Contessa, daer hij thuis was, want hij
in Barselona gebo- (p.397)
graftombe van Lous de Requesens in
Lerida
Kasteel van Requensens heden
ren was. An dat palais was een kerckgen daer Don Louwys de Requesen's, die als Gouverneur in Neerlant gestoruen is, begraven
was, broeder vanden Viseroy, alwaer den Viseroy ontrent 14 dagen sijn
ruste nam ende hem weederom verquickte vandie lange moyelicke reyse, ende twas ontrent Karsmisse dat hij te Barselona
aen quam. Ende daer worden al ouer die 50 carren gehuirt om
sijn bagagie, als oock die vant gansche huisgesinne, dat groot was, so van
eedelluyden, so van pagien, dat altemael eedelluyden kinderen waren, ende
veel waren cruisheeren, ende den Viseroy, die oock Grootcomanduer was
van Castilien ende Prins van Pietra Presia, nam die reyse aen naer Castilien,
nemende sijnen wech op Molyn 1), de reys van daer op Nostra Senora de
Monserrat, daer hij bij die munneken logierden, als oock alle diegene die
met hem daer quamen; dat is een seer machtich rijck convent, leggende
bouen int geberchte, welcke Livrouwe men seydt aldaer dat veel mirakelen
doet, principael voor die Italiaensche en Spaensche seevaerders, die daer
een groot betrouwen op hebben, gelijckse oock hebben op die Livrouwe van
Trappena in Sicilien. Vandaer reysde sijne Excellentie die Comanduer op
Ygualada, vandaer op Taraga, op Belpuche(?), op Lerida, ouer Candansnes
(sic), van Candasnes na Daroca, daerse oock seggen datse die rechte drie
cueningen hebben, van Daroca op
de kasteeltoren van Villarejo de Salvanes, het enige restant van het kasteel
Guadalajara 2), ende vandaer op Vilïarejo de Salbanes, dat een groot open
vleck is behorende tottet grote comanduerschap van Castilien, daer die Viseroy ofte grote
[de volgende noten staan bij Tiele onderaan p.397]
l) Molina de Aragon? Dan is het volgende "van daer" toepasselijk op Barcelona, niet op Molina.
2)Tusschen deze twee steden ligt het boven vermelde Molina de Aragon.
(p.398) Comandeur die winter voort wt bleeff, daer hem die burgerie hem seer wel
onthaelt hadden. Ontrent Passchen reyse hij na de Coninck die int Escorial
was, daer hem schijnt die Coninck ontboden hadde. Comende in een
vleckgen genaempt Torre de Ladrones ontrent 4 milen van Madrid, so quam
die Coninck daer oock, die naer Madrid wilde, alwaer die Comandeur den
Coninck in sijn logiment ginck versoeken, die hem voor eerst mandeerde sijn
hooft te decken ende also den coninck sprak met gedenckten hoofde ende
noembde hem voort Grande despana, ende acompaneerde den Coninck
voort tot Madrid ende nam sijnen weg weederom na Villerejo de Salbanes,
ende also een van die eedelluiden reysen moeste naert rijck van Valensen, daer hij vandaen was, om
sijne saken als oock om eenige van sijne Excellentie, versocht Van der Hagen om mee te reysen om
dat lant te besien, ende vercreech consent, ende quamen in ses dagen te Valensen, dat een schone
stadt was, ende reden van daer naer Xativa, van Xativa tot Alicante, daer veel engelsche coopluyden waren die daer als tot
Valensen handelden in verscheiden droge ende gesoute visch ende bacallau, diese van Engelant daer brochten; van Alicanten
reden wederon naer Castilien ende wederom naer Villerejo, hebbende ontrent vijff weken wt geweest; ende weinich daer naer
ginck den groten Comandeur duer commandement vanden Coninck in Madrid wonen, niet verre vant Conincx palais, recht tegen
ouer Sint Jans kercke, daer Steuen vander Hagen noch bij die Comandeur bleeff woonen tot na Pinsteren @ 1584, hebbende
ontrent drie jaren bij hem gewoont, ende is also met oorloft van hem gescheiden. Also vander Hagen nu al 21 jaren oudt was
ende die Spaensche ende Ytaliaensche sprake wel vast conde, so docht hem nu tijt te weesen weederom naert [p.399] lant te
reysen om een ander maniere van leuen bij de hant te nemen, ende scheide also van sijnen heer, nemende sijnen wech op
Tolleden ende op Ciudad Real, door die geberchten van Sierra Morena, duer Cordouwa (Cordova), Ecija, Carmona, tot Sevilien,
daer companie gecregen , den eenen van Amsterdam ende den anderen van Amersfoort, reysende also naer sinte Luicas, daerse
bij eenen schipper quamen genaempt Peter Herman van Danswijck, daerse mede over voeren naer Seelant, ende was op een groot
schip wel van over die drie hondert lasten. Comende ontrent die Wielingen cregen droevige tijdinge dat een verrader hadde sijn
Excellentie die Prince van Orangien tot Delft doorschoten, ende den Prince van Parma Antwerpen belegert hadde.
Ende in Seelant gearriueert weesende namen haer reyse op Dort, van Dort op Amsterdam ende vandaer op Amersfoort, weesende
ontrent int leste van September anno 1584, ende Vander Haghen die bleeff die winter weederom bij sijnen oom tot wtgaende tijt
dat hij weederom naer sijnen vader tot Yperen reysde, ouer Seelant varende van Vlissingen naer Calis. Ontrent halliff wegen
comende werden van een schip van oorloge berooft, dat weinich voor haer van Vlissingen geseilt was. Van der Hagen die overspronck
int schip van oorloge om den Capitein van sulcx te clagen, seggende: Capitein, is dit die maniere dat men die vrienden aldus
berooft: die Capitein antwoorde: dat is u schult, haddet haer gegeven so en soudense dat u niet benomen hebben, ende mochten daer
mee heen gaen, wesende haer goet vast quijt. Ende comemde tot Calis ginck voort naer sijnen vader te Yperen, tot in Augusto
dat hij van sijnen vader naer Calis gesonden worde om sijne affairen.
noot 1: Doetichem
noot 2: Bruchsal? (Tiele)
noot 3: In de geschreven bronnen komen ook de namen "Fedi di sanita" en "cartas de salud" (spaans)
voor. De Franse staatsman en
filosoof Montaigne, die 6 maanden later grotendeels dezelfde reis van Verona naar Rome ondernam, gebruikt echter de naam
"Boletes (of bollette) de la sanita". Hij bevestigt dat de gezondheidspassen ingesteld zouden zijn ivm een heersende pest
epidemie in Genua, maar verteld er in een adem bij dat er op dat moment helemaal geen pest in Genua heerst noch elders in
Italie. Hij spreekt de veronderstelling uit dat het de macht der gewoonte is en om wat geld te beuren bij de verkoop van
de passen. Dat de passen echter niet zo overbodig waren, volgt uit Montaignes reisverslag zelf, als hij bv. op het laatste moment
afziet van een bezoek
aan Zuerich omdat men hem rapporteerde dat de pest daar was. Zie "Voyages de Michel de Montagne en Italie", beschikbaar via internet
noot 4: pallomaglio (Tiele) [maar eerder paliomaglio van palio=vaantje
van de inmiddels alom bekende "corsa al palio" op de piazzo del campo]
noot 5: Een dicton populair zegt: "Acquapente, goed brood, goede wijn,
slechte lieden" wegens de grofheden van zijn herbergiers (citaat van een tekst op een bord bij de poort van Riba, 2001)
noot 6: op dat moment was daar Georgius XIII paus (van 1572 tot 1585),
bekend van o.m. de invoering van de
Georgiaanse calender in 1578 ( dus net een jaar voor Steven's komst), maar ook die van de viering van de
Bartholomeus nacht in Parijs (de vermoording van talrijke Hugenoten, 1572) met een Te Deum mis in Rome en
het slaan van een speciale gedenkpenning waarop één kant een engel met een kruis en een getrokken zwaard de
Hugenoten dood.
noot 7: Viceroy van Napels van ca 1579 tot november 1582, daarvoor
ambassadeur van Spanje bij de paus; zijn andere broer,
Don Diego de Zuniga (1536-1597), was ambassadeur van Spanje in Parijs en schrijver van "La Metafisica"
noot 8: titel verkregen in 1576,na de dood van zijn broer Luis Requesens, die
aan het eind van zijn leven gouverneur der Nederlanden was.
noot 9: (noot vd Hagen) In den plaetse van den Viceroy quam een Hertoch van Ossuna. (voormalig Spaans ambassadeur in
Lissabon)
noot 10: Porto Ercole en Porto Santo Stefano liggen op het schiereiland Monte Argentario: dit, tesamen
met het nabijgelegen havenstadje Talamone, het eilandje Giannutri en Orbetello, vormde van 1557 tot 1713 de "Reali Stati
dei Presidii" persoonlijk bezit van de Spaanse Habsburgers, met Orbetello als zetel van de gouverneurs. Voor 1557 viel
dit gebied onder Siena, zoals eerder gezegd veroverd in 1555 door Spaans-Florentijnse troepen. Al deze steden zijn beschermd
door indrukwekkende fortificaties, zoals duidelijk op de satellietfotos
van Porto Ercole en Porto Santo Stefano te zien is
noot 11: de smalle kuststrook tussen Nice en Villafranca (Villefranche sur Mer) was van 1388 tot 1860
de enige toegang tot de Middellandse Zee van het Hertogdom Savoie, dat ook de provincie Piemonte omvatte. Villefranca was
de oorlogshaven, Nice de handelshaven.