* Ontmoeting met Reynier Petersen van Twisch (1585), aanloop tot de eerste Straatvaart
* De eerste Straatvaart voor reders uit Hoorn met "De Witte Leeuw" (begin 15856- zomer 1587)
* Tweede Straatvaart voor reders uit Hoorn, de Spaanse armada(jan.1588 - juni 1589)
[Ontmoeting met Reynier Petersen van Twisch, aanloop tot de eerste Straatvaart]
Daer comende creech daer kennisse met eenen schipper van
Hoorn genaempt Reynier [p.400] Petersen van Twisch [heden Twisk? tussen Medemblik en Abbekerk] met den welcken hij veel
discoursen
hadde vandie Ytaliaensche vaert, daer desen schipper scheen groote lust thoe te hebben om die te beginnen, maer dattet hem
schorte
aendie bedreuentheit ofte aen ymant die mee wilde varen, die bedreven ware, want hij hadde in Hollant ende in Seelant, als
oock binnen Calis ende andere plaetsen in Vranckrijck geen man connen crigen die hij vandoen hadde die hem eenich bescheit vandie
Straetse vaert wist te doen. Daer op Steven vander Hagen hem te kennen gaff als dat hij twee reysen in Spaengen gewoont hadde, in
die twee reysen ontrent vijff jaren ende ontrent 4 jaren in Italien, also dat hij die twe spraken so wel conde spreken als sijn
moeders tale ende dat hij in Italien gevaren hadde met die galeien van Napoles langes die custe van Calabrien tot Messina thoe
ende vandaer weederom al langes die custe op Napoles, ende gewoont hadde bijden Viseroy ende te Gajetta bij den Goeverneur, ende
dat hij metten Viseroy gevaren was langes die custe van Italien van Napoles tot Barselona thoe, ende waren allen avont aen landt
in verscheyden havens, ende seyde hem dat die Engelschen tot Napoles, Gajetta, Civita vecchia, Livorno, Genua, Barselona, Valensen
ende Alicanten, alle jaren quamen met verscheiden soorten van droge visch als oock sardijn, diese te Napoles sarake (?) noemen,
ende oock andere waren daer brochten, ende dat die Engelschen daer overal seer domineerden, waert wt te presumeren was datse grote
profiten moesten doen; enfijn, den schipper Reynier Petersen sulcx horende so docht hem die selve man gevonden te hebben die
hij van doen hadde om die vaert te beginnen, vragende hem: jongman sout ghij wel van sinne weesen om met mij alsulcken reyse te
beginnen, belouende so hij wilde met hem die reyse doen dat hijt so goet [p.401] hebben soude als hij. Daer op Vander Hagen antwoorde
dat hij alsulcken reyse seer geern met hem doen wilde, ende dattet also quaem dat hij hem dragen soude dat hij seer goet contentement
van hem hebben soude, daer den schipper een goet behagen in hadde: seggende: ick moet nu reysen naer Hoorn, daer ick ende
mijne reeders woonen, dien ick die sake sal te kennen geuen, ende off men u begeerde te schriven, aen wien soudemen die brieven
adresseren datse u mochten behandicht werden, ende worde hem geseit dat Vander Hagen tot Yperen tot sijnen vader soude weesen
ende genomineert aen wien dat die brieuen tot Calis comen souden, diese voort soude bestellen. Daer waren oock redenen van een
stuirman die men van doen hebben soude door die Strate, daer op Vander Hagen antwoorde dat men wel in Spaengien iuers aen conde
lopen, dat men daer wel wt eenige barquen ofte Marsiliaensche sagettienen crigen soude, dat hem al wel behaechde die sake also
goet soude weesen.
Ouersulcx reysde die schipper Reynier Petersen na Hoorn ende Steven vander Hagen naer sijnen vader tot Yperen. Niet seer lange
daer naer dat die schipper die saken tot Hoorn aen sijne vrienden ende reders te kennen hadde gegeuen, die de sake so wel
aen stont datse datelicken aen die jongman schreven, hem latende weeten, bij aldien dat hij noch van sinne was die reyse met Reyneir
Petersen te beginnen duer die Strate, dat hij metten eersten tot Hoorn soude comen. Den brieff ontfangen hebbende heeft die
sake sijnen vader te kenne gegeven, met wins consent hij reysde in Hollant tot Hoorn, daer hij hem begeuen heeft bij Reynier Petersen
van Twisch, die seer goet contentement hadde van sijne comste, die hem brocht bij sijne reeders, die welcke hem eenige dingen
vraechden van-[p.402]die gelegentheit der Straetsche vaert langes die custen tot Italien in die stadt van Genua incluis, daer hij
haer al goet antwoorde op gaff tot haer contentement, om door die jonckman die reyse te beginnen, ende hebben hem voort aengenomen
in haren dienste, om met die sake metten eersten voort te varen, ende reysde doen met die reeders sijne meesters consent naer sijnen
oom tot Amersfoort om daer eenich gelt van sijn moeders goet te becomen, om dat mede in te leggen in die Compagnie; ende dat
vercregen hebbende is weederom tot Hoorn gecomen, daer hij voort bleeff tot dattet schip gereet was, twelck was genaempt die Witte
Leuw.
[De eerste Straatvaart voor deders uit Hoorn met "De Witte Leeuw" (begin 1586- zomer 1587)]
Gereet sijnde liepen daer mede naer Texel, daer al een poosgen gelegen hebbende met een oostewint in companie van een vloot
scheepen liepen naer Spaengen, die wint seer hart wajende dattet snel voort ginck, also dattet schip al binnen die acht dagen
om die Caap de San Vinsent was, ende vandaer lopende indie Condaet in Ayamonte (noot Tiele: aan de mond van de Guadiana in het district
"Condado"), daer coopluyden waren die alle visch copen wilden die int schip geladen was ende boden al veel gelts. Vander Hagen
sulcx die schipper ende stuirman te kennen gevende, seyde men: mach die visch hier soo veel gelden, wat salse dan binnen
Genua doen, ende vonden daer een Marsiliaensche sagettia leggen daer een Italaen wt gehuirt worde, die stuirman wesen soude
door die Strate tot Genua thoe, die gehuirt worde voor 70 ducaten [1 ducat= 11 realen + 4 maravelis,ter vgl.: 2 a 2,5 real per dag was
het minimum dagloon], ende waren doen seer wel te vreeden, meenende met alsulcken man voort wel te recht te comen, maer den
seluen worde so onbedreuen bevonden, tot Carthagena comende, dat men hem sijn gelt gaff ende men liet hem daer lopen, ende in
Carthagena vonden een Neerlands coopman genaempt Lenaert Castro, den welcken [p.403] daer handelde op Barberien, ende hadde
veel slauen ende slauinnen, de hij oock vercocht. Denselven vraechden wattet schip geladen hadde; hem worde geantwoort: visch
die men lengen [soort kabeljauw] noempt: hij seyde alsulcke visch niet en kende, dat men hem daer aff een monster aen lant
brengen soude, dwelck
geschiede. Die visch gesien hebbende seyde dat men die niet wel vercopen soude ouermids alsulck slach daer niet bekent was,
ende dat men bakallau [Sp= Bacalao; stokvis, gedroogde kabeljauw] gebrocht hadde, dat men daer aff veel gelts soude maken, ouermids datse
vandat jaar geen Engelschen
verwachtende waren, die doen gans Spaengien duer wtgesett waren [ embargo ivm het uitbreken van de oorlog tussen Engeland en Spanje
van 1585 tot 1604] , ende nochtans, seyde Castro, wilt ghij voor elck hondert
pont visch hondert pont aluyn hebben, ick salse u aff nemen ende verwachten tauontuir daer aff, dwelck noch al goet profijt
soude geweest hebben, maer ten was so veel niet als men tot Ayamonte indie Condaet mocht maken, dwelck men niet doen wilde,
ende resolueerden om voort na Genua te seylen. .Ende gereet sijnde om voort te varen so quam daer tidinge in Carthagena
datter bij Cabo de Palos lagen 7 ofte 8 Turcksche galeotten, waer ouer geraden was noch 3 ofte 4 dagen daer te blijuen
leggen, ende daernaer tijdinge crijgende datse om west gelopen waren, seylden met het schip naer Alicanten ende vandaer
naer Denia ende Valensen, op welcke custe noyt gehoort hadden datter Duitsche schepen geweest hadden. Op die tijt was die
Coninck te Valensen die duer Aragon ende Cataluna ouer Barselona gecomen was te Valensen. Den Marquis van Denia op sijn
huis in Denia comende, worde wt het schip hem eenige eerschoten gedaen; desgelijckx schoot het Casteel oock. ende in
Valensen worde een partie vandie goederen gelost. Tschip met het meestendeel is voort geseilt naer Genua, maer alsoot vast
laet worde ende al indie vasten, tweer ende wint [p.404] niet wel dienen wilde, so wast al 2 ofte 3 dagen naer Passchen
eer dattet schip tot Genua quam, vercopende nochtans die visch tot redelicken prijs, maer soude wel die helft meer gegolden
hebben hadse op haer tijt mogen comen, ende in Genua van alles claer weesende is tschip wederom naer trijck van Valensen
geseilt, lopende indie haven van Denia, daert so lange moest leggen tot dat die vruchten in saisoen waren om te vervoeren;
ende die tijt gecomen sijnde, te weeten in September, worden tselue geladen met syroop ende rosinen, met een partie rijs
ende amandelen, daer meede dattet affgeseilt is, stellende die coertse naer Hollant, maer comende niet verre vandie Straet
cregen alsulcken vreeselicken storm dat men niet en docht ofte souden gesoncken hebben, want die see loopt daer seer cort
ende so steil als muiren, lopende van achter ouer tschip heen, ende pompten niet als syroop, vandat die vaten also doort
slingeren tegen malcanderen ter pletten stieten. doch Godt versacht datt alles ten besten quam ende int nau vandie Straet
comende cregen een harde wint wt den westen daer mede tot Gibraltar op die reede liepen, daer den adelantado major de
Castilla met sijne galeien lach. Ende het anker in die gront hebbende dattet wat hantsaem weer worde so quamen veel vandie
ouericheit ende soldaten van die galeien aen boort om te besien wattet voor een schip was, waert van daen quam ende waer
dattet heen wilde ende wat geladen hadde, onder welcke soldaten waren twee ofte 3 van Steuen vander Hagens kennisse daer
hij te Gajetta en Napoles mee geconverseert hadde, ende waren blijde datse hem daer vonden , waer ouer hem daer oock geen
leet en geschiede maer bewesen hem daer grote vrientschap ende geuende haer een deel rosinen ende amandelen, daer voor hem
seer bedanckten, ende voeren also wederom [p.405] naer lant, ende lagen daer al ontrent 3 weken sonder hem te bejegenen
als alle vrientschap, ende verstaan hebbende datter tot Calis eenige schepen seilreet lagen wachtende op die wint om naer
Hollant te varen, so voer Vander Hagen oock derwers om in companie van die schepen te seylen. Ende tot Calis comende ende
die wint niet dienen willende, so lagen die schepen so lang datter een generael arrest quam ende alle die schepen tot
Calis worden gearresteert, die seilen worden vandie rees gehaelt ende troer vant schip, dat al tsamen aen lant gebrocht
worde, dwelck geschiede int beginsel van a°. 87. Also dat die schippers ende coopluyden genoech te lopen hadden, die al
geweesen worden van Herodes tot Pilatus, ende Steuen vander Hagen die docht voor goet te weesen na Madrid te reysen om aen
den Coninck te soliciteren, die daer wel wisten noch goe vrinden vinden soude, gaff die sake den schipper aen, die de sake
seer goet docht, nam die reyse aen ende in Madrid door goede heeren sijne vrinden binnen 28 dagen die vrijheit vant schip
ende goet vercreech met een cedula vanden Coninck aen den Hertoch van Medina Sidonia [Don Alonso Perez de Guzman el Bueno,
7-de hertog van Medina Sidonia (1542-1615), Capitein-Generaal van Andalusie, sinds 1581 ridder van het Gouden Vlies, in
februari 1588, nogal laat dus, tot oppercommandant van de Grote Armada benoemd] te Sinte Lucas. daer hij mandeerde
datmen Steuen vander Hagen met sijn schip ende goet vrij soude laten varen omdat hij een dienaer geweest hadde van Don
Juan de Cuniga, groot comanduer van Castilien, maer mids dat hij soude borge stellen dat hij met het schip ende goet niet
seylen soude in viande landen van Sijne Majesteyt. Maer ondertusschen dat Vander Hagen in Madrid was soliciterende, so
hadde die schipper met een vandie reeders van Hoorn die te Calis gecomen was, oock op haer seluen mede om die vriheit
vant schip ende goet gesoliciteert, sorgende oft Steuen vander Hagen in Madrid niet wtgerecht mocht hebben, dattet haer
gelucken mocht, maer dat selue soliciteren was op een [p.406] ander maniere als daer Vander Hagen die vrijheit door vercregen
hadde vanden Coninck, ende comende met des Conincx brieff tot Sinte Lucae heeftse den Hertoch in handen gegeuen, die
blijde was dat Steuen vander Hagen met sijn schip ende goet soude vrij weesen ende dat omdat hij een dienaer van Don Juan
de Cuniga groot Commanduer van Castilien geweest hadde, dwelck hij seyde dat sijnen oom geweest hadde. Maer wat wast, daer
was eenen verrader genaempt Silvester van de Plas, die weleer tot Amsterdam gewoont hadde; den seluen hadde daer commissie
die Hollanders wt die Oosterlingen te scheiden. Dien bij den Hertoch comende, seyde dat Vander Hagen den Coninck niet recht
geinformeert en hadde, maer dat die eygenaers wesende een coopman van Hoorn ende die schipper al anders die vrijheit
versocht hadden als die Coninck van Steuen vander Hagen geinformeert was, also dat daer mede die gehele sake onclaer
worde, ende die sake liep also dat Vander Hagen moest gevangen gaen, ende schip ende goet bleeff geconfisqueert. Alsoot
een costelick schip en goet was warender die vianden op vlammende ende bleeff daer leggen totter tijt dat Fransis Draeck
quam in die bay, verbrandende daer alle die schepen, ende nadat se dat schip die Witte Leu die goederen wtgelost hadden,
verbranden dat oock. Dat wast eynde vandie eerste lange moyelicke Straetsche reyse, die ontrent anderhalff jaer geduirt
hadde vant begin aff, gelijck die reders dat selue oock getuicht hebben als bij een attestatie a°. 1595 binnen Amsterdam
tot versoeck van Steuen vander Hagen gepasseert is.
Ende van Sinte Luicas wederom affvarende met een vlieboot, worden
onder wegen diuersche reysen aengerant van vrijbuiters, quamen ten lesten binnen Bollognen, ofte Bueren(?) in Vranckrijck,
ende rijdende [p.407] vandaer naer Calis, daer een Rotterdammer lach, daer meede affvarende quamen des nachts bij een Coningin
schip dat een schot schoot om den Rotterdammer te doen strijken, ende voort quam er een schuit aen boort vol Engelschen,
die seyden dat die passagiers bij haer Capitein moesten comen aen haer boort, dat also geschiede. Na dat die Capitein
gevraecht hadde waert volck van daen quam ende waer datse heen wilde, liet haer weederom aen haer schip brengen; daer
comende bevonden dat die eerste die haer wt haer schip gehaelt hadden al berooft hadden datter van clederen, bagagie,
kisten opgeslagen, somma, hadden niet gelaten; tot schamele vrouwen die wt Vlaenderen gevlucht quamen om in Hollant te
gaen wonen haer schorteldoecken van haer lijff benomen. Ende quam also gans beroit tot Rotterdam; dat was noch tleste
vandie lange moielicke Straetsche reyse. Ende also is Vander Hagen voort gereist na Hoorn, daar hij bij sijne meesters
gecomen is die vant ongeluck al advys hadden, hoe dattet met het schip die Witte Leu al gegaen was, ende also se verstaen
hadden dat Steuen vander Hagen hem wel gequeten ende sijn deuoir wel gedaen hadde, ende hadden nu oock beter fondament
ende wetenschap van den handel,
[Tweede Straatvaart voor reders uit Hoorn, de Spaanse armada (jan.1588 - juni 1589)]
so resolueerden die reeders een groter schip thoe te rusten dat een verlanger(?) was,
groot over die 120 lasten, dat geladen worde met alderhande coopmanschap int rijcke van Valensen dienstich, daer schipper
op was Jan Syvertsen van Schellinckhout ende Cles Jansen stuirman, daer meede dat die jonckman mee wederom aff varen
soude na die Straet, maer die wint hielt so lang int westen dattet al den 14en Januario 1588 was eer dat die wint oost
wayde; daer mede in see lopende en hadden niet lange buiten geweest off die wint liep weederom suyden, also dat alle die
schepen wederom [p.408] naer Texel liepen, maer Vander Hagens schip verderfelicke waren in hebbende ende vasten cost, docht
hem met die schipper ende stuirman niet wederom binnen te lopen maer stelden haer coertse om achter Engelant ende Yrlant
om te lopen, makende rekeninge die zee hout die wint die reyse, maer om het lant comende begonnen daer alsulcke
affgriselicke stormen te crigen dattet niet te seggen is, ende daer beneffens bouen 2 ofte 3 uren dach niet, want door die
gestadige suydelicke winden seer noordelick gedreuen waren, dwelck tverdrietichste varen vande werelt was, ende twas so
cout met al gestadige vorst ende sneu, also dat alle twater dat int schip ende ant schip sloech, metter haest al ijs worde,
also dat alle tscheepsvoick genoech te doen hadden met bijlen, dissels, hantspaken het ijs aen stucken te slaen ende vant
schip breken, dat wonder was dattet schip niet en sonck vandie swaerte van alle tijs datter om sat, want het schip anders
niet en geleeck als een clippe van ijs, also dat het seer schrickelick was om aensien, die int schip waren. Ende die seylen
waren als dueren so stijff bevroren, doch Godt versacht datter een noortweste wint quam daermede dattet schip een groot
stuck om suydt geraeckte, winnende tlicht vanden dach als die warmte van die son inde Spaensche see, also dattet volck
meende inden hemel te comen, ende Godt gaff dat die wint goet bleeff also dattet schip noch binnen acht weken tot Alicanten
op die reede quam sonder merkelicke schade geleden te hebben ende met gesont volck.
Alwaer dat eenige coopmanschapen
gelost worden om daer te vercopen, ende tschip met het meeste goet seylde naer Valensen, daert tsamen gelost worde, ende
te Valensen sijnde so wasset al van die groote armada daer men aff sprack; deen seyde datse al wt gelopen [p.409] was naer
Engelant, andere seyden dat se noch wt lopen soude, ende weinich daer naer ginckmen daer met groote processien om, daer
alle die papen ende munneken mee gingen, die al veel honderden sterck waren, ende groote menichte van disciplinanten mee
gingen, dat sijnse die haer selven geeselen; ende achter die processien gingen menich duisent menschen so mans als vrouwen,
daer onder al veel waren die vermompt gingen, geladen met seer grote houte cruisen daerse swaerlicken mee geladen gingen;
andere gingen geladen met stauen ijsers op haer schouderen, diese daer thoe gehuirt hadden; dese processien, daer alle
dagen al verscheiden van om gingen, worde geseit dat die Coninck sulcx gemandeert hadde te doen, alle tlant duer, om dat
Godt huer victorie tegen die kettersche Engelschen ende Hollanders soude willen verleenen, diese haer inbeelden al
versekert te weesen.
Vander Hagen verstaen hebbende dat die Spaengiaerts met alsulcken machtigen armade in see waren int
vaerwater van Engelant ende Hollant, maeckte grote swaricheit om van die somer het schip naer Hollant te laten varen,
sorgende dattet schip die Spaensche ofte die Engelsche armade indie mont comen soude, ende also om schip ende goet comen,
dwelck hij die schipper Jan Syvertsen te kennen gaff, den welcken daer oock al groote swaricheit inne maeckte; so docht
Vander Hagen goet om tschip niet ledich te laten leggen dattet geraden soude wesen wt te sien om een vracht op Ytalien,
also nu weinich craken indie Straet gebleuen waren, overmids datse al in Coninckx dienste waren indie armada naer Engelant.
Ouersulcx reysde Vander Hagen naer Alicanten om aldaer ettelicke Italiaensche coopluyden van sijne kennisse aen te spreken
, dwelck also geschiede ende bevrachten tschip met barella tot ballast, dat is daermen die Spaensche [p.410] seep aff
maeckt ende die glasen blasers in Italien moetent oock hebben; ende voort met wolsacken op Genua, ende daer comende wordent
vande Senoria wederom bevracht om sout te halen int eylant van Yuisa (Ibiza, een van de Balearen), daermede dat die somer
meest gepasseert was.
Ende wederom tot Genua comende creech vrij wat stuckgoederen met veel passagiers inne op Valensen, ende die goederen te
Valensen gelost sijnde voer tschip na die haven van Denia, daert sijne ladinge soude in nemen die geprepareert worde, ende
hadden doen al tijdinge hoe dattet met die grote armada al vergaen was, maer men wildent noch qualicken gelouen, want in
Valensia was al grote droeffnisse om dat den soon van den Vise-Roy ende veel eedelluiden van die stadt daer gebleuen
waren, ende doende sijnde met het schip te laden, dwelck was met rijs, rosinen, amandelen, anijs ende eenige Spaensche
seep, so worde Vander Hagen onboden met een alguasyl om bij den Vise-Roy
Francesc de Montcada, markies van Aitona, onderkoning van Valencia van 1580 tot 1595;
Het Belle-Artes museum van Valencia bezit een portret van hem te paard, geschilderd door
A. van Dyck, waarvan een gedeelte hierboven is afgebeeld.
te comen, ende bij hem comende seyde: Sijt ghij
daer? ofte in Spaens: Estays alli Esteuan de la Haya? Antwoorde: Exmo senor si, ende liet hem een brieff sien die breet
gevouwen was met een groot segel daer op, seggende: Su Magt manda que avey de yr preso, in duits te seggen: Sijne May.t
gebiet dat men u sal gevangen setten, ofte dat ghij sult gevangen gaen, daer op hij antwoorde: so alst Sijne May.t ende
Sijne Ex.e belieft; nochtans seyde hij niet te weten dat hij van sijn leuen tegen sijne May.t ofte tegen ymant anders
eenich quaet bedreuen hadde, ende versocht off hij met borge te stellen niet voldoen soude mogen. Sijn Ex.e antwoorde na
wat luyden dattet waren, ende also die mare onder die coopluyden was so quam Gloude [Claude] Matheo met noch een ander
coopman om borge te [p.411] blijven, overmids hij wel wiste bijaldien dat Vander Hagen
gevangen geset worde dat sijn schip met alle tgoet in groot perikel comen soude, ende die Vise-Roy begeerde voor twaleff
duisent ducaten borge, maer tselue worde gemaeckt op ses duisent daer Gloude Matheo borge voor bleeff, met conditie dat
hij noch die stadt moest houwen voor gevankenisse ende buiten die poorten niet te moeten gaen; ende tegen dien auondt
dan quam die schipper van Denia rijden in Vander Hagens herberge, die van geen swaricheit en wist; den welcken den seluen
avont weederom most, rijdende alle die nacht ouer, met last dat hij hem spoeden moest om alle die goederen voort te laden
die bij die hant waren, ende maken datter geen bootsgesellen aen lant quamen, maer met die stuirman aen boort blijuen,
om offer van sConincx wegen eenige swaricheit quam, datse meester vant schip bleuen, om daer mee duer te seylen, want
die Conincx brieff hielt inne dat den Vise-Roy Steuen vander Hagen soude gevangen setten ende hem soude versekeren vant
schip ende goet. Ende also worden die goederen metter haest gescheept, dat al wat selsaem toe ginck, want den tijt sulcx
vereyste. Alhoewel dat Steuen vander Hagen also indie stadt moeste blijven, beneerstichde hij dattet schip sijne ladinge
creech, maer niet also gelijck off daer geen swaricheit geweest hadde; dese swaricheit van Steuens van der Hagens
vankenisse was gecomen door een stuck schelms den welcken die schipper mede onder die passagiers van Genua gebrocht
hadde voor niet, ende was een Neerlander; den seluen in Valensen wesende begeerden dat hem die schipper eenich gelt doen
soude, dwelck hem die schipper gaff, sorgende van eenich quaet dat hij hem doen mochte; daer na quam hij wederom bij den
schipper begeerende noch al meer gelts, dat hem die [p.412] schipper niet doen wilde, daer doer hij met noch eenige ander
van sijn consoorte den schipper ende coopman
binnen Madril aenbrocht voor Hollanders als vianden van den Coninck ende veel meer, meende also voor haer verclicken daer
eenich profijt van te crigen, alle twelcke [in de kantlijn:Vander Hagen] van een goet vrient, weesende in dienste vande
Vise-Roy, geseit
worde, mids hem beuelende sulcx niet na te seggen, waer door het schip wech wesende, Vander Hagen attestatiėn van sijnen
persoon dede beleggen bij loffwaerdige getuigen, weegende vandie principale coopluyden van die stadt Valensen, die
getuichden datse den voornoembden Vander Hagen al gekent hadden ontrent 4 jaren ende niet anders aen hem beuonden als
eere ende duecht, ende hem altijt hadde gedragen als een goet christen thoe staet; dese attestatie met noch eenige brieuen
van faveur worde gesonden aen een goet vrient, wesende een hantsier ( Hansier = Hanseatique ?) genaempt Godefroy Mechelen,
was van Diest; den
seluen beneerstichde die sake also dat Vander Hagen al int eerste van Meerte ontslagen worde, door een brieff vanden
Coninck onderteikent, daer inne hij beual den Vise-Roy dat men Steuen vander Hagen soude ontslaen van sijne gevankenisse
costeloos ende schadeloos, ende dat hij mocht passeren ende repasseren, gaen ende wederom comen. Ende ontslagen wesende
vande gevankenisse ende sijne saken indie stadt ende buiten affgedaen waren, also het schip al lange wech hadde geweest,
so is hij gereist naer Alicanten daer een crake lach, daer mede dat Vander Hagen naer Genua voer; daer comende was
gelogiert in Santa Martha [kerk, voormalige kloosterkerk, aan het Piazza Corvetto] daer drie dagen gebleuen reedt naer
Mylanen, daer hij indie herberge comende vont een
geselschap van Aragonsche ende Valensiaen-[p.413]sche jonge eedelluiden, die welcke tlant van Italien
besien hadden, ende waren van meeninge tNeerlant daerse veel aff hadden horen seggen, daer oock een jaer tijts aen te
coste te leggen om dat wel te besien, met welck geselschap Vander Hagen in companie reedt tot Brusselen, nemende die wech
ouer den Gottaert duer Lucern op Basel ende voort op Nancy duer Lorejen (Lorraine) ende voort duer tlant te Lutsenborch op
Namen, voort op Bruyselen, daer die eedelluiden bleuen, ende Vander Hagen [nam] sijnen wech op Antwerpen, van daer naer
tlant van der Goes ende voort op Dordrecht ende van daer op Amsterdam, daer hij quam den 23en Junio 1589, varende voort
na Hoorn, al waer hij bij sijne meesters quam, die van alles rekening doende, ende met haer gedaen hebbende reysde ouer
Amsterdam op Amersfoort om sijne vrienden te versoeken.
<